'opoe was de baas in huis'

Naar de plekken van de jeugd.

Harry Muskee (60), zanger van de vermaarde bluesband Cuby & the Blizzards.
Hij groeide op in Assen. 'Mijn opoe heeft hier nog in een hut op de hei gewoond.'

Uit de Weekendbijlage van de Volkskrant  26-01-2002 Met dank aan
Judith Koelemeijer (tekst), Martijn Steiner Lovisa (Foto's) Janet van Toor (redactie)

'Dit is je vader', zei zijn moeder op een dag. Het was 1945, Harry Muskee was 4 jaar oud. Aan zijn bed stond een blonde, slanke man die hij nog nooit had gezien. 'Ik herinner me dat ik het allemaal heel erg raar vond.' Hij was geboren in Assen. 'Als mijn vader terugkomt, doet ie jullie wat!', riep hij als kleuter naar de Duitse officieren in de kapsalon waar een nicht van zijn moeder werkte. 'Mof ontplof' kon hij ook zeggen. Dat had 'oop' hem geleerd, zijn opoe. 'En die mannen maar lachen om de brutale kleuter op zijn driewieler. Wisten zij veel.' Er was een vader en die zat heel ver weg in Duitsland, zo veel snapte hij er toen van. Pas later begreep hij hoe het zat.
Vader Muskee was oorspronkelijk smid, maar besloot in de crisisjaren bij het korps mariniers te gaan. Hij zwierf jarenlang door Indonesië, tot de oorlog uitbrak in Nederland en hij werd gedetacheerd in Rotterdam. Daar werd hij in mei 1940 door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt, waarna hij autobanen moest aanleggen in de buurt van Stuttgart. In de tussentijd beviel zijn Drentse vrouw van hun eerste en enige zoon Harry. Muskee ziet de beelden uit die eerste jaren nog 'haarscherp' voor zich. Hoe hij, toen de Duitsers alle fietsen vorderden, ook zíjn driewieler in de bosjes bij ome Hans verstopte. Of hoe hij, vlak na de oorlog, door het platgebombardeerde Rotterdam liep, waar de familie tijdelijk bij opa en oma was ingetrokken. 'Op de Coolsingel stonden alleen het stadhuis en de cinema nog overeind.' En hoe ze uiteindelijk, een jaar later, terugkeerden naar 'het rode dorp' in Assen, de arbeidersbuurt die een stuk buiten het centrum lag, aan de overkant van het spoor. 'Bij de verkiezingen had werkelijk iedereen daar een poster van de pvda op de ramen hangen.' Hij zou Drenthe nooit meer verlaten.

We spreken elkaar in hotel De Jonge in het centrum van Assen. Het is er lawaaiig. Te lawaaiig, vindt Muskee, die erg houdt van de rust en de stilte - ook al speelt hij al meer dan veertig jaar snoeiharde blues. Maar het is de vraag wat we buiten te zoeken hebben, want van het Assen van zijn jeugd is vrijwel niets overgebleven. Het is zelfs onduidelijk wáár sommige plekken zich ooit hebben bevonden, want als gevolg van de bouw- en vernieuwingsdrift in de jaren zestig en zeventig zijn ook vroegere stratenpatronen soms niet meer te herkennen, vertelt Muskee. 'Assen heeft nog een paar prachtige oude stukken en monumenten, maar die steken schril af bij de nietszeggende nieuwbouw die er overal omheen is geplempt.' Toch rijden we naar het 'rode dorp' en stoppen we op de hoek van de Lodewijk Napoleonstraat, waar Muskee tot zijn 13de woonde met zijn vader, moeder en oma.

De vroegere arbeidershuisjes zijn gesloopt, ze hebben plaats gemaakt voor bescheiden rijtjeswoningen. Stille straten, keurige plantsoenen. Weinig herinnert nog aan de levendige buurt die het rode dorp ooit was. 'Er speelden hier altijd grote groepen kinderen op straat.' Zelf was Harry ook elke dag buiten te vinden. Thuis had hij, als enig kind, weinig te zoeken. Zijn moeder leed aan ms, een progressieve spierziekte die haar met de jaren steeds meer aan bed kluisterde. Zijn vader, die inmiddels als brandweercommandant werkte, vertrok 's morgens vroeg en kwam pas 's avonds laat weer terug. Alleen 'opoe' was er altijd voor hem. 'Die heeft me eigenlijk opgevoed. Zij was de baas in huis. Hoewel "opgevoed" misschien al een groot woord is. Ze was een Drentse, harde, heel eerlijke vrouw, die me een paar simpele leefregels heeft bijgebracht waarvan ik nog steeds profiteer. Zo zei ze altijd: "Harry, je moet altijd direct betalen, want anders kun je ook geen grote bek hebben, dan hebben mensen macht over je".' Verder moest hij het als kind 'zelf maar zo'n beetje uitzoeken'.
Vader Muskee had voor zijn vrouw een kar achter zijn fiets getimmerd, zodat ze soms op zondag samen een uitstapje konden maken, maar in die kar was voor Harry geen plaats. 'Ik ging mijn eigen gang.' Toch heeft hij allerminst een droevige jeugd gehad, vindt hij. Zijn moeder was, ondanks haar handicap, een optimistische, 'hele lieve' vrouw, die hield van The Platters en graag zong. En ook aan zijn vader koestert Muskee goede herinneringen, al bleek het gemis van die eerste vier jaar nooit helemaal meer goed te maken en bleef hun relatie 'afstandelijk'. 'Als je ziet hoeveel die man heeft gedaan voor zijn vrouw! Ik heb daar heel veel respect voor.' Bovendien gunden zijn ouders hem veel. Harry kreeg een hond, mocht op voetballen en volleybal, ging al op zijn 15de naar gitaarles. 'Ik had het beter dan veel jongens in mijn omgeving.' Ook al omdat hij, in tegenstelling tot de rest, níet naar de school in het rode dorp ging. 'Die bleek net vol toen mijn ouders me aanmeldden. Ik kwam op een school in het centrum terecht, waar veel kinderen uit de middenstand op zaten. Vriendjes van me kwamen uit andere milieus, hadden andere ervaringen en mogelijkheden. Mijn wereld werd daardoor een stuk groter.'

's Avonds, in bed, lag hij als puber urenlang met zijn oor tegen de kleine bakelieten radio. 'Het was de tijd van Elvis, Bill Hailey, Little Richard. Ik was gek op zwarte muziek. Tijdens het jazzhour van de Voice of America hoorde ik voor het eerst de blues van John Lee Hooker. Gewéldig.' Al snel stond hij op zaterdagmiddag met een bandje te oefenen in de voorkamer van hun arbeidershuisje. Zijn vader vluchtte weg om boodschappen te doen, maar zijn grootmoeder zei: 'Ach joh, laat die jongens toch, dan doen ze ook geen kwaad.' Brandpunt, het jeugdhonk waar hij voor het eerst optrad met Cuby & the Blizzards, is nu van de kaart verdwenen.
'Hier moet het ergens hebben gestaan', wijst Muskee wanneer we een snelle rit maken door het nieuwe gedeelte van het centrum en net een uitgestrekt parkeerterrein passeren. 'Treurig, hč?' Vroeger bevonden zich in deze buurt 'mooie oude straatjes', herinnert hij zich. Maar nu wordt het beeld bepaald door het kolossale winkelcentrum Mercurius en de blokkendozen en galerijflats daarachter. Ook The Blue Corner kan Muskee in deze betonnen jungle niet meer terugvinden - de zelf ingerichte sociëteit waar hij en zijn vrienden eind jaren vijftig de existentialist uithingen. 'We kleedden ons in het zwart, filosofeerden over Sartre, Camus en de vraag waartoe wij leven, haha.' Nee, liever dan door Assen rijdt hij naar buiten, naar de hei.

Als kind kon Muskee met zijn vriendjes al uren over de velden zwerven. Je kon er adders zien, of fazanten. 'We liepen soms wel 20 kilometer op een dag.' Nog steeds kent hij elk weggetje, elke boerderij, elk stukje bos. Maar het liefst is hem het Balloërveld, het uitgestrekte, eeuwenoude heidegebied waar hij als jongen van 16 doorheen moest fietsen als hij in Groningen een singeltje van Elvis Presley ging kopen. We stoppen aan de rand van dat Balloërveld. Voor ons ligt een imponerende, zanderige vlakte in alle tinten bruin. De wind is ijskoud, maar Muskee stapt de auto uit en vertelt enthousiast over de geschiedenis van de omgeving. Hier liggen zijn wortels. De Muskees waren generaties lang straatarme turfschippers, die als het moest zélf hun turfschepen aan een touw voorttrokken over het jaagpad langs het kanaal. 'Mijn opoe heeft in haar jeugd nog in een hut op de hei gewoond, in een vergelijkbaar gebied als dit, aan de andere kant van Assen.' Het was een harde tijd, vertelde zijn grootmoeder hem weleens. Maar verder hadden ze het er niet over. Zoals hij ook nooit met zijn moeder sprak over haar leed of angst voor de dood. Hij leefde in twee gescheiden werelden, denkt hij achteraf.
In Assen dompelde hij zich steeds verder onder in de muziekscene. En thuis speelde hij een spelletje kaart met zijn moeder of deed hij een boodschap voor zijn oude opoe. Muskee was 20 toen zijn moeder uiteindelijk in 1961 overleed. Hij kwam net te laat in het ziekenhuis om erbij te kunnen zijn. 'Daarvan heb ik erg veel verdriet gehad.' Een jaar later stierf ook zijn grootmoeder - die tot op het laatst boterhammen en gekookte eieren voor hem had klaargezet als hij 's nachts na het spelen laat thuiskwam. Het werd stil in huis, nu hij alleen was met zijn vader. Maar op een dag stond er zomaar een andere vrouw voor de deur. 'Dat is mijn vriendin', zei zijn vader. 'Ze komt hier binnenkort wonen.' Zijn vader had nog nooit met hem over zijn nieuwe vrouw gesproken. Overbodig te zeggen hoe hij zich toen voelde. Maar het is allicht niet toevallig dat hij niet veel later, samen met the Blizzards, zou doorbreken als zanger van de blues - de rauwe, ongepolijste blues.

TERUG